^_^
dit is een stuk van H1, kijk uit is lang
-------
Hoofdstuk 1
“Gavroche, weet je zeker dat dit een goed idee is?” Wantrouwend kijk ik om me heen. Er is nu niemand te zien, maar dit is best een drukke buurt. “Waarom wil je dit zo graag?” Bijna klinkt er boosheid in mijn stem. Gavroche moet de problemen natuurlijk weer opzoeken! Al moet ik zeggen dat het me wel grappig lijkt. Snel schud ik de slechte gedachte uit mijn hoofd. Ik ben de verantwoordelijke, ik moet zorgen dat Gavroche geen foute dingen doet. Of, omdat voorkomen zo goed als onmogelijk is, zelfs voor mij, zorgen dat het niet uit de hand loopt. Behendig klimt Gavroche nu via een regenpijp omhoog. Met een zucht kijk ik nog eens om me heen en klim hem dan snel achterna.
“Kom op Eponine!” De aanstekelijke grijns van Gavroche haalt me over.
“Oké dan.” Nu grijns ik ook. Zonder aarzeling maakt Gavroche het raam open. Waarschijnlijk heeft hij het kapot gemaakt, maar wie maakt dat nu uit? Als het over de adel gaat hebben Gavroche en ik geen greintje respect.
“Na u mademoiselle” De toon van Gavroche is beleefd en zou zo van een edelman kunnen zijn. Zodra je naar hem kijkt zie je echter de spottende uidrukking op zijn gezicht en de sjofele kleren die alleen maar van een straatkind kunnen zijn. Met een hooghartige uidrukking knik ik beleefd voordat ik me veel te gemakkelijk door de kleine opening van het raam laat glijden. Een echt meisje van adel zou nooit zonder kleerscheuren door de kleine opening van het raam komen. Maar ik heb het al zo vaak gedaan dat het gewoon geen moeite meer kost. Net zo gemakkelijk komt Gavroche achter me aan. Midden in de kamer staat een groot hemelbed met fluwelen en satijnen kussens. Op de grond ligt een tapijt geborduurd met gouddraad. Aan de muur hangen verschillende schilderijen, de meeste zijn portretten van een overduidelijk rijke dame. De rijkdom doet ons allebei knarstanden. Een gezin hier in Parijs zou meer dan een maand kunnen eten als ze één van de vele sieraden hier zouden verkopen. Maar hier draagt een of andere adellijke dame ze om mooi te zijn, of indruk te maken. Het is om kwaad van te worden. Als ik al last van mijn geweten zou krijgen dat ik stal, wat ik sowieso niet krijg, zou het hiermee meteen ongedaan worden gemaakt. Gavroche kijkt rond als een kind dat iets uit een speelgoedwinkel mag kiezen. De twinkelende blik in zijn ogen is echt die van hem. Schaamteloos laat hij de kettingen, armbanden en ringen door zijn vuile handen glijden. “We moeten geld hebben, we kunnen dit niet verkopen.” Hij heeft gelijk, iedereen zou meteen achterdochtig worden als wij als straatkinderen met dure juwelen aankomen. Gavroche vaardige dievenhanden trekken vliegensvlug laatjes open en zoeken naar geld. Uiteindelijk vindt hij het in een verborgen laatje.
Gavroche grinnikt, “als ze het tegen dieven willen beschermen moeten ze toch echt beter hun best doen.” Ik glimlach licht, Gavroche is nu niet echt zomaar een dief. Standaard dieven hebben in ieder geval geen duizend jaar ervaring. Tegelijk kijken ik en Gavroche met een ruk op. Er klinken voetstappen op de gang.
“Weg hier!” Sis ik zacht tegen Gavroche. Hij knikt en stopt de bankbiljetten in zijn zak. Boos kijk ik Gavroche aan, we hadden het nooit moeten doen. Of in ieder geval op moeten letten of iedereen het huis uit was. Die boze blik wordt alleen maar meer als ik de deurknop hoor bewegen. Snel verstoppen we ons. Gavroche duikt onder het bed en ik kruip achter de kast. In de deuropening staat waarschijnlijk een butler. Zijn kleren zijn in ieder geval te mooi voor een simpele knecht en lang niet duur genoeg voor een adelman. Het is onduidelijk wat hij komt toen tot hij de la met het geheime laatje opentrekt. Ik bijt op mijn lip om niet in lachen uit te barsten. Tegelijk hoor ik een onderdrukt gegniffel onder het bed vandaan komen. De butler heeft het ook gehoord want hij kijkt achterdochtig om zich heen. Boos kom ik onhoorbaar achter de kast vandaan. Zonder aarzeling sla ik de butler met mijn vuist tegen zijn slaap. Meteen voel ik hoe hij slap wordt en vang ik hem op. Gavroche komt met een grijns op zijn gezicht onder het bed vandaan.
“Dit was niet nodig geweest,” sis ik hem toe. Als hij zich gewoon had kunnen beheersen. Het liefst had ik de man het bed op gesmeten en was meteen het raam uitgesprongen. Maar het is zijn schuld niet, daarom, en alleen daarom, leg ik de man voorzichtig op het bed.
“Nu weg hier!” Gavroche knikt gehoorzaam en is voor ik met mijn ogen kan knipperen de kamer al uit. Snel ga ik hem achterna. “De volgende keer zijn we voorzichtiger.” Roep ik hem achterna. Wat eigenlijk in tegenstelling is met wat ik zei omdat mensen in de buurt me kunnen horen. Maar dat maakt me niks uit, de mensen vinden ons al raar. Maar gelukkig heeft niemand bewijs tegen ons.
Al vrij snel heb ik Gavroche bijgehaald, op topsnelheid rennen we over de daken. Nog steeds een beetje boos op Gavroche ren ik zonder hem aan te kijken of iets tegen hem te zeggen verder. Gavroche geeft hier echter helemaal niets om en heeft een brede grijns op zijn gezicht die mij nogal irriteert. Vooral omdat ik weet dat hij gelijk heeft. Als ik hem niet zou willen zien zou ik alleen maar harder hoeven te gaan rennen. Omdat ik ouder als Gavroche ben, ben ik sneller en sterker. Maar ik houd mijn pas in, Gavroche is en blijft mijn vriend. Toch vind ik het soms heel vervelend dat ik niet kwaad op hem kan worden. Uiteindelijk lukt het me niet meer om Gavroche dood te zwijgen.
“Waarom wilde je zo graag uit stelen?” Ik vraag het zonder hem aan te kijken en alsof het me niks kan schelen. Ik ben altijd al goed in liegen en acteren geweest. Volgens mij ook al toen ik nog mens was. Vaag herinner ik me kleine leugentjes om even vrij van allerlei verplichtingen te zijn. Het zou niet moeten, maar het maakt me blij. Het is fijn om te weten dat mijn karakter grotendeels hetzelfde is gebleven, al is het dan haast het enige wat hetzelfde is gebleven.
“Het leek me wel eens leuk om de kroeg in te gaan.” Met een ruk kijk ik naar Gavroche en stop met rennen. Mijn zelfbeheersing laat even wat te wensen over. Gavroche is al een paar meter verder voordat hij door heeft dat ik gestopt ben met rennen. Met nog steeds een onbezorgde glimlach op zijn gezicht rent hij terug.
“Wat?!” Boos kijk ik Gavroche aan. “Al die moeite omdat jij zo nodig de kroeg in wou?”
“Kom op Eponine! Het was helemaal niet zoveel moeite, en jij vindt het toch ook leuk om de kroeg in te gaan.” Langzaam laat ik de woorden van Gavroche op me in werken. Eigenlijk heeft hij wel een punt. Waarom zou ik weigeren? Zoveel moeite was het inderdaad niet, en ik heb nou niet echt spijt van die man bewusteloos slaan. Een flauwe glimlach verschijnt als ik aan de laatste keer in de kroeg denk. Gavroche ziet dit en springt er meteen op in. “Zie je wel, jij vindt het ook leuk, en ik dacht dat we wel weer eens een pleziertje verdienden.” Half denk ik: ‘We verdienen helemaal niks.’ Ons gedrag is nu niet bepaald een beloning waard. Maar dat heeft me nooit iets kunnen schelen, ook nu besteed ik er dus geen aandacht aan. Ik kijk Gavroche aan en bezegel daarmee zijn pleziertje. Hij kijkt me aan met twinkelende ogen en een echte Gavroche-glimlach. Ik kan me niet herinneren dat ik ooit nee heb kunnen zeggen tegen hem als hij zo kijkt. “Oké, maar we gaan niet te ver.” De waarschuwing is eigenlijk tevergeefs, want waarschijnlijk ga ik straks net zo los als hij. Gavroche grijnst weer en samen rennen we verder. Het is een soort afspraak tussen onze soort. ‘Als je naar de kroeg gaat, doe je dat als iedereen al dronken is.’ Niemand let dan nog op wat of wie je bent. Als twee straatkinderen opeens geld neer leggen en beginnen te drinken gaat er bij de gemiddelde Parijzenaar een belletje rinkelen. Waarschijnlijk is dat ook de enige reden dat Gavroche niet meteen de kroeg induikt. Al hebben we geen respect voor regels, we weten dat we sommige regels voor ons eigen bestwil maar beter op kunnen opvolgen. En dan is er nog onze regel, een afspraak die tussen ons geld. Ongeveer vijftig jaar geleden ben ik ermee gekomen. Gavroche keek raar op toen ik zei dat ik een afspraak wou maken. Mijn afkeer voor regels had ik altijd goed laten blijken. Maar het is een goede regel, een regel die onze vriendschap en misschien wel ons leven veiligstelt. De regel is: We zullen ons niet binden. Simpel maar effectief. Tot nu toe heeft de regel dan ook zonder moeite standgehouden. Toch geeft het me een veilig gevoel dat ik Gavroche niet zomaar kan verliezen, dat ik er alles aan heb gedaan om dat te voorkomen. Misschien is dat egoïstisch, maar ik ben nooit zo sociaal geweest. Toch heb ik door dat als Gavroche zich echt wil binden, wat ik me trouwens niet kan voorstellen, ik dat gewoon maar moet accepteren. Met deze gedachtes in mijn hoofd glimlach ik naar Gavroche, het komt niet vaak voor dat ik zomaar glimlach. Maar Gavroche is al lang blij dat ik met zijn plan heb ingestemd en hij glimlacht warm terug. Hij ziet er echt uit als een straatkind. Vuile, donkerbruine krullen onder een minstens net zo vuile muts. Op zijn gezicht zitten bruine strepen die niet allemaal zand zijn. Bloed heeft namelijk de neiging bruin te worden als het opdroogt. Gavroche heeft de gewoonte zijn gezicht na het eten niet te wassen. Ik daar in tegen was mijn gezicht altijd na het eten, iets wat ik Gavroche ook probeer aan te praten, en probeer mijn haar van klitten te ontdoen. Toch lijkt mijn haar altijd weer te willen gaan klitten, vaak laat ik het naar een paar pogingen dan ook maar zitten. Erg veel kan het me ook niet schelen. Alsof de bange burgers anders over mij zouden gaan denken als ik er anders uit zou zien.